RunRepeat

Who needs to eat and sleep

De landing

Verhaal, 7 minuten
Foto's onderaan

Alle verplichte veiligheidsrituelen hebben plaatsgevonden in dit oranje-witte vliegtuig. Ready for take off. Over ongeveer twee uur komen ik en mijn Brooks teamgenoten aan op Split Airport in Kroatië. Alhoewel mijn lijf op deze vlucht naar Brooks Island zit, zijn mijn gedachten stilletjes teruggevlogen naar december 1993.

Toen zat ik ook in een vliegtuig op weg naar dezelfde vluchthaven, maar met een totaal andere bestemming. Ik was net negentien jaar oud en zou voor zes maanden uitgezonden worden voor een humanitaire VN-missie naar het in oorlog en totaal verscheurd zijnde Bosnië-Hercegovina.

Wat was ik nog jong. Ik ging een groot avontuur aan, mij enigszins bewust van de lijfelijke gevaren (daar kregen we tijdens de militaire opleiding zeer nuttige doch eindeloze instructies over), maar ik was me volledig niet bewust van de op de loer liggende psychologische gevaren. Daar ben je als jongvolwassene niet mee bezig. Ik niet en de rest van het met militairen gevulde vliegtuig waarschijnlijk ook niet.

De oorlog heeft in de stad Split en in het landschap van haar regio geen hele diepe sporen achtergelaten, maar haar volk is getekend. Om even je geheugen op te frissen, tijdens de Joegoslavische oorlogen (1991 - 1995) zijn er 150.000 mensen omgekomen, meer dan 12.000 vrouwen verkracht en miljoenen mensen op de vlucht geslagen. Economieën verwoest, genocide gepleegd.

En deze gedachten spoken daar in dat oranje-witte vliegtuig, daar hoog in de lucht, daar onderweg naar een onvergetelijk hardloopavontuur door mijn turbulente hoofd

Na ruim anderhalf uur vliegen zie ik door het typisch ovaal gevormde vliegtuigraampje de talloze kleine en grote eilanden liggend voor de bijna 2000 kilometer lange Kroatische kust. Straks vieren we Brooks Best Fest op één zo’n eiland. Ontmoeten we alle andere ruim negentig Happy Runners uit de EU. Toch is het niet deze gedachte die mij emotioneel raakt en maakt.

Over zo’n twintig minuten loop ik weer over hetzelfde luchthavenplatform als zesentwintig jaar geleden. Vanaf een VN-kamp in de directe omgeving van Split Airport werden wij vervoerd naar het midden van Bosnië-Hercegovina. Naar de ‘Vitez-pocket’ om precies te zijn — een Kroatisch dal in moslim-gebied.

In de eerste drie maanden van mijn missie vlogen de mortieren regelmatig over onze hoofden en evenzo regelmatig brachten we dan tijd door in onze bovengrondse bunkers. Het front lag slechts enkele kilometers buiten het dorp. Kun je nagaan.

Ik kan me herinneren dat er langs de hekken van het kamp, gelegen op het terrein van een oud sporthotel, aangelegd voor de Olympische Winterspelen van Sarajevo in 1984, een pad lag ter bewaking van het kamp, maar welke ook in gebruik was als hardloop-track. Dan liep je iets van vijf-zeshonderd meter rond. Zo in het vizier van de snipers in de heuvels.

Het wantrouwen tussen de Kroaten en Bosniakken was groot. Over en weer dachten zij dat we wapens voor de tegenpartij vervoerden. Dat was natuurlijk niet en nooit zo. We vervoerden voedsel en dekens. Maar beschoten werden we toch.

Zo ontdekte ik een keer tijdens het lossen van ons hulpkonvooi een verse inslag van een kogel in het dak van mijn ziekenauto, de kogel (7,62 mm kaliber) er nog in, waarschijnlijk afgevuurd vanuit de heuvels door een van šljivovica benevelde sluipschutter. Lacherig en stoer reageerde ik naar mijn collega militairen. Wat moest je anders.

We zijn geland. Ik loop over het sidderende platform van luchthaven Split terwijl de koude rillingen over mijn lichaam lopen gevolgd door een intens kippenvel. Ik besluit dit gevoel niet voor mezelf te houden en loop naar Simone, een paar meter voor mij op het betonnen platform. Ik vertel haar hoe ik mij voel en wat dit weerzien voor mij betekent.

Dubbele gemengde en vermengde gevoelens hebben zich van mij meester gemaakt. Het is zo en ik accepteer het. Het is een goed moment om het toe te laten. Ik heb fijne mensen om mij heen. Een klein uurtje later rij ik niet als bijrijder in een VN ziekenauto de oorlog In Bosnië tegemoet, maar zit ik in een personenbusje — bestuurd door een Kroaat met die typische suïcidale rijstijl (dat is in 26 jaar dan niet veranderd) — op weg naar twee overweldigend mooie dagen met mijn lieve Brooks teamies.

Ondertussen gaan mijn gedachten over en weer van de toekomst in de maak terug naar mijn verleden

Ik denk aan alle ritten die we met onze hulp- en logkonvooien maakten over de geitenpaden. In de modder. Over een pak sneeuw. Door het stof. De ene na de andere road block, gevechtslinies passerend.

Ik denk aan het feit dat het slechts 2 uur vliegen was naar een oorlog waarin gezinnen werden verscheurd, waarin buren elkaar bevochten met Kalasjnikovs, naar een oorlog waarin hele dorpen en haar bewoners kapot werden geschoten.

Ik denk aan de wereld die slechts toekeek naar een vieze kansloze oorlog. Ik denk aan de genocide die wij lieten gebeuren.

Deze arena vol bloeddorstige Grijze Wolven, Tijgers van Arkan en de Mujahedin mocht ik ook betreden. Dekens en koek rondrijdend voor weeskinderen, vrouwen en ouderen. Observerend en rapporterend. Zorgend dat je niet beschoten werd.

Ik denk aan een paar voormalige dienstmaatjes die tot op de dag van vandaag vechten met dit verleden. Ik denk aan zoveel. En ik voel. En ik laat het gebeuren.

Aan het einde van de middag komen we aan in het mooie kustplaatsje Šibenik. Daar ligt een Zodiac speedboot klaar om ons op volle snelheid naar het eiland Obonjan te varen. Wat zeg ik, vliegen! Hoofd leeg en ik ben klaar voor ‘Brooks Island’.

Met speciale dank aan Simone, Richard en Daphne 🙏

Foto's

















Video's

← Meer verhalen